Albert Baantjer - De Cock en de blijde Bacchus
’Vera… Vera van Veenendaal is mijn vriendin.’
’Sinds wanneer?’
Caroline glimlachte.
’Sinds enkele jaren. Vanaf het moment dat wij beiden voor hetzelfde escortbureau gingen werken.’
De Cock grijnsde
’Als callgirl… happy hooker.’
Caroline keek hem gegriefd aan. De toon van de oude rechercheur beviel haar niet.
’Heb je daar bezwaar tegen?’
De Cock schudde gniffelend zijn hoofd.
’In geen enkel opzicht. Het staat wel niet als een eerzaam beroep te boek, maar hier aan de Warmoesstraat ben ik wel wat gewend.’
Caroline lachte blij.
’Vera en ik werden meestal op de wat oudere mannen afgestuurd. Gelukkig. Dan heb je vaak wel wat langer werk, maar die oudjes zijn niet zo gewelddadig. Dat scheelt. Ze hebben ook minder gekke ideeën in het hoofd.’
De Cock trok zijn wenkbrauwen op.
’Waarom noemde u de keurige heer Van Harrecoven die oude geilaard?’
Caroline keek hem niet-begrijpend aan.
’Dat was hij toch?’ riep ze hogelijk verbaasd. ’Vind jij niet?’ Die oude man liep tegen de zeventig. Dan begin je toch niet meer met pillen aan een veel jongere vrouw? Op die leeftijd wordt het langzaam tijd om je zonden te gaan overdenken.’ De Cock glimlachte achter zijn hand.
’Sprak Vera van Veenendaal ook over die oude geilaard wanneer ze de heer Van Harrecoven bedoelde?’
Caroline de Graaf glimlachte.
’Eerst wel… later niet meer.’
’Ze zou met hem trouwen.’
Caroline knikte met een ernstig gezicht.
’Het werd zijn dood.’
De Cock keek haar hoofdschuddend aan.
’Dat… eh, dat bevat ik even niet. Het huwelijk met Vera van Veenendaal werd zijn dood?’
Caroline maakte een afwerend gebaar.
’Niet het huwelijk zelf… maar het plan van Vera om met die man te trouwen.’
De Cock leunde in zijn stoel achterover.
’Beste meid,’ verzuchtte hij, ’ik zit hier niet om raadseltjes op te lossen.’
’Raadseltjes?’
’Ja.’
Caroline reageerde misprijzend.
’De Cock… mensen in de buurt zeggen dat jij zo’n goede rechercheur bent. Daar ga ik toch aan twijfelen. Dat je dat niet snapt!’ Ze spreidde haar mollige armen.
’Kijk,’ ging ze verder. ’Vera heeft al jaren een gozertje aan de hand. Je kent dat wel. Branie… een blaffer tussen zijn broeksriem… loopt in mooie pakken… rijdt in een knap autootje… pikt op tijd zijn bezoekjes aan de bioscoop… maar kan niks… begrijp je… geen verstand… en zijn handen staan verkeerd.’ De Cock knikte traag.
’Vera onderhoudt hem… van haar royale verdiensten als callgirl.’ Caroline keek hem aan. Er brak een glimlach bij haar door. ’Je wordt wakker,’ riep ze opgelucht. ’Het is wel niet een compleet pooiertje, maar het komt toch heel dicht in de buurt.’ Ze verschoof iets op haar stoel.
’Kijk, zo’n jongen laat zich niet door zo’n oude vent de kaas van zijn brood nemen… als je begrijpt wat ik bedoel. Dat pikt hij niet. Toen Bennie in de gaten…’
De Cock hield zijn hoofd schuin en onderbrak haar. ’Bennie?’
Caroline pauzeerde even.
’Bennie,’ ging ze verder, ’Bennie van Galen. Toen die in de gaten kreeg dat Vera van Veenendaal wat voor die oude vent ging voelen en chic uitgedost met hem uitging… schouwburgen en concerten bezocht… werd hij achterdochtig. Zeker toen ze bij ons haar baantje als callgirl opgaf. Het was heibel in de tent. Niet gering. Het gozertje ging helemaal door het lint. In mijn bijzijn bezwoer Bennie van Galen haar, dat hij die vieze oude vent zou omleggen als zij nog langer met hem omging.’ Ze spreidde haar mollige armen.
’Duidelijke taal, niet waar? Maar Vera zette door. Ze ging zelfs met die oude in ondertrouw.’ Ze zuchtte diep. ’Toen kon je erop wachten.’
De Cock keek Caroline secondenlang aan.
’Dus Bennie van Galen,’ vatte hij samen, ’vermoordde die oude geilaard.’
’Zo is het.’
’Hij deed dat voor Vera van Veenendaal met hem in het huwelijk kon treden.’
’Precies.’
’Hoe wist jij van die moord op de Brouwersgracht?’ ’Uit de krant.’
De Cock grinnikte.
’Tien regels op pagina zes rechts onderaan.’
Caroline maakte een schouderbeweging.
’Het viel mij direct op. Ik ben wel eens met Vera meegereden toen ze die oude vent nog als callgirl bezocht.’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar.
’Wij hebben gistermorgen uitgebreid met Vera van Veenendaal gesproken. Openhartig, dachten wij. Ze heeft ons niets van haar connecties met ene Bennie van Galen verteld.’ Caroline de Graaf grijnsde breed.
’Ze kijkt wel uit.’
’Hoezo?’
’Vera heeft twee jonge kinderen en die kunnen hun moeder nog niet missen.’
De Cock streek met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. ’Wie weet dat jij hier aan de Warmoesstraat bent?’ ’Niemand.’
’Ook Vera niet?’
Caroline schudde haar hoofd.
’Ook Vera niet.’
De Cock keek haar strak aan.
’Waarom vertel jij mij dit verhaal?’
Caroline gebaarde heftig.
’Omdat ik dat gozertje niet mag… omdat ik niet wil dat hij zomaar met een moord wegloopt.’
De Cock nam weer een kleine pauze.
’Ben je… eh,’ formuleerde hij voorzichtig. ’Ben jij bereid om dit verhaal onder ede te bevestigen?’
Caroline knikte bedaard.
’Dat ben ik. En als jij Vera van Veenendaal zover kan krijgen dat ze jou alles eerlijk opbiecht, dan kunnen jullie dat gozertje een tijdje van de vlakte halen.’
Vledder trok een ernstig gezicht.
’Gaan we hem halen?’
De Cock fronste zijn wenkbrauwen.
’Alleen op basis van het verhaal van Caroline de Graaf?’ ’Ja.’
De oude rechercheur schudde zijn hoofd.
’Dat is mij te gering.’
Vledder klapte met zijn volle vuist op een notitie voor zich op zijn bureau.
’Ik heb hem opgevraagd,’ reageerde hij heftig. ’Bernardus Antonius van Galen pleegde achttien jaar geleden al eens een moord hier in de stad. Hij was toen een jochie van twaalf. Hij schoot een bewaker neer die hem bij een inbraak in een fabriek betrapte. De man stierf een paar dagen later aan zijn verwondingen.’ ’Ik wil eerst het verhaal van Vera van Veenendaal.’ Vledder schudde zijn hoofd.
’Zolang die Bennie van Galen op vrije voeten is, houdt zij haar mond. Bennie is een gevaarlijk mannetje. Je hebt gehoord wat Caroline de Graaf over Vera zei: haar jonge kinderen kunnen nog geen moeder missen.’
De Cock zuchtte.
’Ik houd met alles rekening,’ sprak hij ernstig. ’Ik zou ook niet graag willen dat Vera van Veenendaal iets overkwam, maar voor een overhaaste arrestatie zonder een betrouwbare basis voel ik niets.’
Vledder grijnsde.
’Vertrouw jij het verhaal van Caroline de Graaf niet?’ De Cock knikte.
’Ik heb daar geen valse tonen in gehoord.’
’Wat houdt je dan tegen?’
’Een moord.’
Vledder keek hem verrast aan.
’Een moord?’
De Cock knikte opnieuw.
’De moord op Petrus Blankenberg. Je moet toegeven… de moord op Herbert van Harrecoven en Petrus Blankenberg lijken qua modus operandi op elkaar als twee druppels water. Dezelfde werkwijze.’
De oude rechercheur gebaarde voor zich uit.
’Voor de moord op die oude geilaard heeft Bennie van Galen in zijn optiek een redelijk motief. Maar vertel mij… wat is zijn motief voor de moord op Petrus Blankenberg?’
9
Vledder staarde mokkend voor zich uit.
’Je hebt gelijk. Voorzover onze kennis reikt, heeft Bennie van Galen geen motief voor de moord op Petrus Blankenberg.’ De jonge rechercheur schudde geërgerd zijn hoofd. ’Maar we weten nog zo weinig,’ ging hij somber verder. ’Heb jij aan de mogelijkheid gedacht dat Vera van Veenendaal een relatie had met een man die door haar voorgenomen huwelijk met Herbert van Harrecoven plotseling de bron van zijn bestaan in gevaar zag?’
’Die mogelijkheid heb ik niet overwogen,’ zei De Cock hoofdschuddend. ’Dat is uiteraard niet mijn schuld, maar de schuld van Vera van Veenendaal. Toen ik haar vroeg wie van haar huwelijksplannen op de hoogte waren, antwoordde ze: mijn kinderen, mijn oude moeder en een paar goede kennissen. Haar relatie met Bennie van Galen verzweeg ze.’
’Opzettelijk?’
De Cock knikte nadrukkelijk.
’Als ze ons toen had gezegd dat Bennie had gedreigd Herbert van Harrecoven om te leggen als zij haar relatie met die man zou voortzetten, dan was ik vrijwel zeker tot de arrestatie van haar Bennie over gegaan. Die schakel hebben wij gemist.’ Vledder zwaaide geëmotioneerd.
’Misschien missen we nog wel een schakel… een schakel die leidt van Bernardus Antonius van Galen naar de sommelier Petrus Blankenberg.’
De Cock keek hem glimlachend aan.
’Als wij op zo’n schakel stuiten, ga ik onmiddellijk met je mee om Bennie van Galen op te halen, want afgezien van zijn verleden… profiteurs van zijn kaliber hebben mijn sympathie niet.’ ’Heb jij wel eens iets met hem te maken gehad?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Maar ik herinner mij de moord op een nachtwaker door een twaalfjarige jongen. Dat heeft destijds bij ons nogal wat beroering gebracht. We vonden dat een teken aan de wand. Maar niemand kon toen nog voorzien dat het geweld door jongeren zo zou toenemen.’
De oude rechercheur veranderde van onderwerp.
’Hoe laat is de gerechtelijke sectie op het lijk van Petrus Blankenberg?’
Vledder keek omhoog naar de klok boven de toegangsdeur. ’Straks om twaalf uur op Westgaarde.’ De jonge rechercheur zuchtte. ’Ik ga er liever niet heen. Het wordt een kopie van de sectie op Herbert van Harrecoven. Ik weet nu al precies hoe dokter Rusteloos dat lijk zal openpeuteren.’
De Cock keek hem hoofdschuddend aan.
’Dokter Rusteloos peutert-geen-lijken-open,’ sprak hij bestraffend. ’De patholoog-anatoom verricht,’ verbeterde hij gedragen, ’in het belang van ons onderzoek, een anatomische ontleding van het slachtoffer inzake de oorzaak van zijn dood. Dat is niet hetzelfde als het openpeuteren van een lijk.’ Vledder gromde.
’Voor mij wel,’ mopperde hij.
’Heb je nog gedacht aan de kogel in de fauteuil van Petrus Blankenberg,’ vroeg De Cock.
Vledder maakte een verontschuldigend gebaar.
’Ik heb nog geen man van de technische dienst te pakken kunnen krijgen,’ reageerde hij ontwijkend.
De Cock knikte begrijpend.
’Maak voor mij een afspraak om twaalf uur. Keizersgracht 1017. Ik vang hem daar op. Terwijl jij naar de sectie bent, snuffel ik nog een beetje in de woning van Petrus Blankenberg rond. Er moet toch ergens een aanwijzing zijn die enig licht brengt in de moorden?’ Het klonk wat moedeloos. Vledder keek hem bezorgd aan.
’Je kuiten?’
De oude rechercheur tastte naar zijn onderbeen en schudde zijn hoofd.
’Nog niet.’
De Cock hing met zijn bovenlijf over de leuning van de brug naar de Runstraat en staarde naar het troebele groene water van de Keizersgracht. Het walmde en stonk een beetje. Hij trok de mouw van zijn colbertje iets terug en keek op zijn horloge. Hij was ruim tien minuten te vroeg. Omdat Vledder de Golf nodig had om naar Westgaarde te gaan, was hij van de Warmoesstraat naar de Keizersgracht gaan lopen. Hij genoot van het zomerse weer, dat nu al enige dagen aanhield. In de Raadhuisstraat even voorbij de arcade had hij een paar seconden stilgestaan. In de verte blonk zijn geliefde Westertoren met de keizerskroon in het hemelsblauw. Het beeld had hem ontroerd.
De televisie en de dagbladen voorspelden een aanstormende hittegolf, maar de grijze speurder had weinig vertrouwen in weermannen, weervrouwen en hun weerberichten. Profeten die brood eten. In het geniep verlangde De Cock alweer naar een milde regenbui, want de oude binnenstad van Amsterdam, zo was zijn stellige overtuiging, glom toch het mooist als het regende. Hij keek naar een sierlijke rondvaartboot, die volgeladen onder hem voorbijgleed en bemerkte plotseling dat een jongeman naast hem over de brugleuning hing.
De jongeman glimlachte.
’Als het goed is, hebben wij samen een afspraak.’
’Het is goed,’ reageerde De Cock kalm, ’als u van de technische dienst bent.’
De jongeman knikte.
’Dat ben ik. Ik zou u voor de deur van perceel Keizersgracht 1017 ontmoeten om opnieuw een kogel uit de rug van een fauteuil te plukken.’
’Dat klopt.’
De jongeman glimlachte.
’Ik ben Paul… Paul van de Leeuwen. Op weg naar 1017 zag ik u hier op de brug staan. Ik herkende u direct aan uw hoedje.’ De grijze speurder keek hem van terzijde aan.
’Ik neem dan aan dat u weet wie ik ben?’
Paul van de Leeuwen lachte hartelijk.
’De Cock met… eh, met ceeooceekaa, speurder van professie met een hoog ophelderingsgehalte.’
De oude rechercheur keek Paul van de Leeuwen even zoet grijnzend aan, maar reageerde verder niet.
’U hebt,’ vroeg hij vriendelijk, ’ook de kogel uit de fauteuil aan de Brouwersgracht verwijderd?’
’Inderdaad.’
De Cock kwam overeind, keek het kielzog van de rondvaartboot na en slenterde daarna samen met de technische man naar Keizersgracht 1017. Hij haalde het apparaatje van Handige Henkie uit zijn broekzak, koos met kennersblik een sleutelbaard en had in luttele seconden de toegangsdeur geopend. Paul van de Leeuwen keek hem bewonderend aan. ’Daar bent u handig in.’
De Cock knikte.
’Al vele jaren. Het is dat ik uit overtuiging aan de goede zijde van de wet sta. Ik had qua capaciteiten ook een inbreker van professie kunnen zijn met een groot… eh, een groot rendementsgehalte.’
Hij wachtte de reactie niet af en deed de deur achter zich zorgvuldig in het slot. Voorzichtig liepen ze de woning verder in. Met de gesloten gordijnen bood de kamer waar Petrus Blankenberg de dood vond een sombere aanblik. Het leek alsof zelfs de blijde Bacchus op de prent tussen de ramen niet meer blij was.
De Cock trok de gordijnen open. Gefilterd door het dichte gebladerte van de bomen aan de wallenkant van de gracht, stroomde het milde zonlicht de kamer in.
Paul van de Leeuwen bestudeerde de bloedvlek op de rugleuning van de fauteuil. Hij keek op.
’Het is zwaar rundleer. Ik wil de fauteuil zo min mogelijk beschadigen. Ik weet zo ongeveer waar ik de vorige kogel heb gevonden. Misschien kan ik de achterzijde van onderen voorzichtig losmaken. Het leer is aan de onderkant vaak aan een houten frame geniet.’
De Cock trok zijn brede schouders op.
’We zullen ons werk moeten doen,’ sprak hij simpel. ’Die kogel is voor ons onderzoek van belang en als je de schade kunt beperken…’
Hij maakte zijn zin niet af. De vraag drong zich aan hem op hoe de dader was binnengekomen. Vermoedelijk had Petrus Blankenberg zijn moordenaar zelf binnengelaten. De oude speurder dacht aan het gebroken keukenraam aan de Brouwersgracht. Met die gedachte ging hij op zoek naar de achterzijde van de woning. Daar was alles nog intact.