KnigaRead.com/

Albert Baantjer - De Cock en de romance in moord

На нашем сайте KnigaRead.com Вы можете абсолютно бесплатно читать книгу онлайн Albert Baantjer, "De Cock en de romance in moord" бесплатно, без регистрации.
Перейти на страницу:

De grijze speurder monsterde het slot en deed een zorgvuldige keuze.

Vledder keek gespannen toe. Het leek hem een eeuwigheid, maar in rond zevenenvijftig seconden had De Cock de deur geopend.

Voorzichtig gingen ze naar binnen. Via een minuscuul portaaltje kwamen ze in een lange, smalle kamer met een lage zoldering en bruin geteerde balken binnen handbereik. Het vertrek was schaars gemeubileerd met een breed divanbed, een ruwhouten tafel en rotanfauteuils met fleurige zittingen. Uit een bolle schemerlamp in de hoek glansde geel, diffuus licht langs grillige plastieken aan de wand. De plavuizen gaven hun voetstappen een holle klank.

Plotseling bleef De Cock staan en greep de jonge Vledder bij de arm. Bijna achter in de kamer, naast een rotanfauteuil dansten sliertjes rook uit een ruwstenen asbak op de vloer. ‘Er is iemand,’ hijgde hij.

Vledder greep naar zijn schouderholster en trok zijn pistool. De blauwstalen loop glansde in zijn hand.

De Cock schudde afkeurend het hoofd. ‘Doe het weg,’ fluisterde hij dwingend. ‘Die dingen maken zo’n lawaai.’ De jonge rechercheur gehoorzaamde onwillig. Hij had het wapen graag in de hand, gebruiksklaar. Beducht voor gevaar van alle kanten sloop hij verder. De Cock volgde. Via de kamer en een afstapje kwamen ze in het achterhuis. Er was een ruime keuken en een toilet, herkenbaar door een ‘Manneke Pis’ in brons. De Cock boog zich naar Vledder. ‘De enige mogelijkheid,’ zei hij zacht.

Vledder knikte begrijpend. Met zijn hand dicht bij de greep van zijn pistool liep hij op de deur toe.

De Cock beduidde hem terug te komen. ‘Ik heb in de kamer een paar gemakkelijke fauteuils zien staan,’ riep hij ineens luid, ontspannen. ‘Daar blijven we wachten.’

Vledder keek hem verbijsterd aan. ‘Maar daar zit een vent,’ fluisterde hij onthutst.

De Cock glimlachte. ‘Het is geen vent… het is een vrouw.’ ‘Een vrouw?’

De Cock knikte. ‘Aan de sigaret in de asbak op de vloer… zat lipstick.’

De jonge Vledder liet zich in een van de rotanfauteuils vallen. Hij keek naar het nog smeulende peukje in de stenen asbak op de vloer en ergerde zich. De Cock zat naast hem, behaaglijk onderuitgezakt, de benen gestrekt vooruit, zijn oude hoedje bijna op de rug van zijn neus. Hij bladerde in een oud GP-romannetje, dat hij op de ruwhouten tafel had gevonden. Om zijn brede mond lag een geamuseerde trek.

‘Zou ze eruit komen?’

De Cock keek opzij. ‘Zeker. Maar als het te lang duurt, mag je ook gaan kloppen en zeggen dat we toch niet van plan zijn weg te gaan.’ Ineens schoof hij zijn hoedje naar achteren en grinnikte. ‘Blijf maar zitten,’ zei hij jolig. ‘Het is niet meer nodig.’

In de deuropening van het achterhuis stond een jonge vrouw op blote voeten. Ze droeg een strakke heupbroek en een wijde doorkijkblouse, die niets verhulde. Lang, blond haar golfde langs haar schouders naar beneden.

De Cock kwam traag uit zijn fauteuil overeind. Zijn puriteinse ziel had even moeite de ‘inkijk’ te verwerken. Toen liep hij op haar toe, een glimlach om zijn lippen. ‘Mijn naam is De Cock.’ Zijn stem klonk vriendelijk. ‘Ik ben rechercheur van politie.’ Hij wuifde wat onzeker naar achteren. ‘En dat is collega Vledder, mijn onvolprezen hulp.’

‘Hoe… eh, hoe kwam u binnen?’

De Cock plooide zijn lippen in onschuld. ‘De deur was open,’ loog hij.

Ze schudde het hoofd. ‘Hij was op slot,’ reageerde ze scherp. De Cock keek haar aan, het hoofd een beetje schuin. ‘U… eh, u weet het zeker?’

Ze knikte heftig. ‘Sinds die…’ Ze stokte plotseling, gebaarde naar het fleurige rotan. ‘Gaat u alstublieft weer zitten. Zal ik gauw even koffie maken?’ Ze glimlachte liefjes. ‘Dom van mij. Ik was haast alle goede lessen vergeten.’

De Cock fronste zijn wenkbrauwen. ‘Lessen?’

Ze lachte vrolijk. ‘Maarten Jan heeft mij geleerd politiemensen altijd vriendelijk te ontvangen.’

De Cock maakte een grimas. ‘Op het toilet?’

Er gleed een schaduw over haar gezicht. ‘Ik was bang.’ ‘Voor de recherche?’

Ze zuchtte diep. ‘Ik dacht dat die vent was teruggekomen.’ ‘Welke vent?’

‘Die vent van vorige nacht.’

De Cock keek haar aan, zag dat ze huiverde. Hij vatte haar bij de schouder en leidde haar naar een van de fauteuils. ‘Vertel het rustig,’ zei hij met een haast vaderlijke bezorgdheid. ‘Om te beginnen… wie ben je?’

Ze ging zitten en stak met nerveuze bewegingen een sigaret op. Haar vingers trilden. ‘Ik… eh, ik ben Ineke… Ineke Peeters. Ik ben negentien jaar. Minderjarig, zoals dat heet. Mijn ouders weten dat ik hier ben.’

‘En?’

Ze staarde naar de vloer. ‘Ze zijn er niet zo gelukkig mee.’ ‘Hoelang ken je Maarten Jan?’

‘Twee… twee en een half jaar.’

‘Trouwen?’

Ze glimlachte wat triest. ‘Daar geloven we niet zo in.’ ‘Je weet wat Maarten Jan doet?’

Ze knikte traag. ‘Hij steelt…’ dan plotseling fel, furieus, ‘… maar nooit van arme mensen.’

De Cock glimlachte. ‘Maakt dat verschil?’

Ze keek naar hem op, verbaasd. ‘Voor u niet?’

De Cock negeerde de vraag, krabde zich wat verlegen achter in de nek. ‘Vertel me van die vent… hij kwam gisterennacht?’ ‘Ja, gisterennacht, om een uur of twee, schat ik. Ik lag al een poosje in bed, doezelde zo’n beetje.’ Ze duwde het blonde haar uit haar gezicht. ‘Ik heb… had de buitendeur nooit op slot. Maarten Jan komt vaak op de meest vreemde tijdstippen thuis. Het is lastig als hij mij steeds uit bed moet bellen.’

De Cock knikte begrijpend. ‘Die vent kwam dus gewoon door de voordeur.’

Ze zoog haar longen vol rook. ‘Ik hoorde hem komen. Ik dacht nog een moment dat het Maarten Jan was. Maar dat kon niet. Ik had in de krant gelezen dat hij bij u vastzat.’

‘En toen?’

‘De man deed de deur achter zich dicht en begon door de kamer te sluipen. Hij kwam naar het bed en bukte zich over mij heen. Ik voelde zijn hete adem in mijn gezicht.’

Ze sloot een moment haar ogen en drukte de angst uit haar herinnering weg. ‘Ik hield mij slapende en ademde zo regelmatig mogelijk. Na een paar seconden scheen hij er van overtuigd dat ik werkelijk sliep. Hij kwam overeind. Het licht van zijn zaklantaarn danste langs de wanden. Toen ging hij op zoek.’ ‘Op zoek?’

Ze knikte. ‘Hij deed alle kasten open en snuffelde overal rond. Hij keek zelfs onder mijn bed.’

‘Je weet zeker dat het een man was?’

Ineke Peeters schonk de grijze speurder een wat medelijdend lachje. ‘Ik weet wel zo ongeveer hoe een man ruikt. Bovendien heb ik zijn silhouet gezien. Vlak voor de deur op de straat brandt een lantaarn.’

‘Hoe oud schat je hem?’

‘Tweeëntwintig… drieëntwintig jaar.’

‘Niet ouder?’

‘Ik dacht van niet.’

‘Heb je zijn gezicht gezien?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Het was te donker. Ik heb niets kunnen onderscheiden. Ik zal wel zijn stem herkennen.’

De Cock keek haar verwonderd aan.

‘Zijn stem?’

Ze knikte kalm. ‘Ik heb hem horen praten. Toen hij na ongeveer drie kwartier ophield met zoeken, stond hij in het midden van deze kamer, rechtop, nog geen anderhalve meter van mijn bed. Hij hijgde zwaar en stonk naar zweet. “Verdomme,” siste hij, “dat rotwijf.” Het kwam uit de grond van zijn hart.’

6

Rechercheur De Cock slenterde door de grote recherchekamer van het oude politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat. Zijn gezicht stond zorgelijk. De rimpels in zijn voorhoofd waren verdiept. De vreemde, nachtelijke bezoeker van Ineke Peeters paste niet in het beeld… of toch? Plotseling bleef hij midden in de kamer staan en riep luid, indringend: ‘Dat rotwijf.’ Hij herhaalde het enige malen, proefde de klank op zijn tong. Daarna keek hij wat verstrooid naar Vledder. ‘Wat denk je ervan?’ De jonge rechercheur maakte een grimas en trok gebarend zijn schouders op.

‘Georgette de Mirabeau.’

De Cock knikte traag. ‘In het licht van ons onderzoek… de meest voor de hand liggende conclusie. Dat “rotwijf” sloeg op haar.’

Hij staarde voor zich uit. ‘Maar daaraan kleeft onmiddellijk een aantal voorwaarden.’

‘Voorwaarden?’

‘Ja, als eerste… de nachtelijke bezoeker van Ineke Peeters kent de verpleegster, en ten tweede… hij weet dat Maarten Jan relaties met haar onderhield.’

‘Hij kent dus beiden.’

De Cock plukte nadenkend aan zijn onderlip. ‘Inderdaad,’ zei hij bedachtzaan, ‘hij kent beiden.’ Hij slenterde naar zijn bureau en liet zich in zijn stoel zakken. ‘Voor, tijdens of na de moord op Georgette de Mirabeau,’ ging hij verder, ‘is in haar woning gezocht, intens, met de grootste zorgvuldigheid. De onbekende die ’s nachts bij Ineke Peeters binnendrong, zocht even zorgvuldig, was kennelijk op hetzelfde uit en vermoedde dat Maarten Jan het had gevonden.’

Vledder veerde op.

‘Dan weet hij ook van de moord.’ De Cock keek hem aan. ‘Hoeveel?’

Vledder slikte. ‘Misschien… misschien wel net zoveel als Maarten Jan.’


De Cock wreef over zijn gezicht. ‘De vraag die onmiddellijk opdoemt… waar zocht men naar? Toen ik Maarten Jan tijdens zijn verhoor ernaar vroeg, zei hij dat hij dat niet wist.’ Vledder grijnsde. ‘Een leugen.’

De Cock schudde het hoofd. ‘Dat weet ik niet zo,’ zei hij weifelend, onzeker. ‘Laten we ons eens in de situatie van de jonge inbreker verplaatsen, zoals wij die nu kennen. Op een kwade dag wordt hij benaderd door een hem volkomen onbekende verpleegster, die hem inlichtingen verschaft inzake een spectaculaire kraak en hem zegt een belangrijke mededeling te doen als hij eenentwintig is. Een paar dagen voor zijn verjaardag vindt hij haar vermoord. Vind je het gek dat hij gaat snuffelen?’ ‘Nee.’

‘En wist hij concreet waarnaar hij zocht?’

Vledder schudde het hoofd.

‘Concreet niet… maar zijn zoeken hield wel verband met de toegezegde mededeling.’

De Cock schoof zijn dikke onderlip naar voren. ‘Het was een normale reactie. De verpleegster had zijn nieuwsgierigheid opgewekt.’

Een tijdlang zwegen beiden. Buiten, in de Warmoesstraat, krijste een hoertje en toeterde een nerveuze chauffeur een dronken sloeber naar het trottoir. De geluiden drongen vervormd naar binnen. Vledder was de eerste die sprak.

‘Wie was die vreemde, nachtelijke bezoeker van Ineke Peeters? Wist hij waarnaar hij zocht? Wat is zijn belang, zijn motief?’ De Cock antwoordde niet. Het scheen dat de laatste vragen van de jonge rechercheur hem niet hadden bereikt. Hij nam een blanco vel papier uit de lade van zijn bureau, pakte zijn pen en schreef, groot, wijd: Welk geheim verborg Georgette de Mirabeau? Hij zuchtte diep, schoof het vel papier van zich af en bekeek de woorden die hij had geschreven. Daarna schudde hij het hoofd. ‘Doden spreken niet,’ sprak hij cynisch. ‘Voor de meeste moordenaars een prettige bijkomstigheid.’

‘Een geheim?’ De oude dr. Den Koninghe keek de beide rechercheurs verwonderd aan. ‘Had Georgette de Mirabeau een geheim?’

De Cock knikte. ‘We hebben gegronde reden aan te nemen dat Georgette de Mirabeau iets wist… iets waarvoor ook anderen belangstelling hadden.’

De oude dokter haalde wat nonchalant zijn schouders op. ‘Ik kan het mij haast niet voorstellen. Georgette was een voortreffelijke verpleegster, een hardwerkende vrouw.’ Hij glimlachte zwakjes. ‘Wat voor een geheim zou zij…’

Plotseling hield hij op, keek de grijze speurder strak, onderzoekend aan. ‘Ik begrijp het niet,’ zei hij onzeker, ‘waarom komt u naar mij?’


De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus. ‘Ik ken u al jaren, dokter,’ zei hij wat verontschuldigend. ‘Ik heb op u gelet toen u aan de Oude Schans de doodschouw verrichtte. Het kwam mij voor dat het slachtoffer… Georgette de Mirabeau meer voor u had betekend dan… dan de meeste mensen van wie u ambtelijk de dood constateerde.’

De oude lijkschouwer plukte aan zijn baardje. ‘Dat is juist,’ zei hij traag, bedachtzaam. ‘Dat heeft u goed gezien.’

‘U kende haar?’

‘Ja.’

‘Goed?’

De blik van de oude man dwaalde weg. ‘Ik… ik was verliefd op Georgette.’ Er gleed een glimlach over zijn gelaat. ‘Lang geleden.’

‘Hoelang?’

De oude dokter zwaaide wat vaag in de ruimte. ‘Twintig… vijfentwintig jaar. Georgette was in die dagen een erkende schoonheid met een uitgebreide kring van bewonderaars.’ Hij glimlachte opnieuw, wat triest. ‘De concurrentie was voor mij te groot.’

De Cock lachte bescheiden. ‘U heeft haar wel “het hof” gemaakt?’

Hij keek op. ‘Zo heette dat toch?’

De oude dokter knikte wat afwezig. ‘Op mijn simpele manier dan.’ Hij tilde beide handen op en zuchtte. ‘Misschien was ik niet galant, niet onstuimig genoeg.’

‘Het werd geen romance?’

Dr. Den Koninghe schudde het hoofd. ‘Ze zag in mij geen minnaar… meer een oudere vriend. En dat is altijd zo gebleven.’ De Cock knikte begrijpend. ‘Met andere woorden… Georgette schonk u niet haar liefde, maar wel haar vertrouwen.’ ‘Zo zou je het kunnen formuleren.’

‘Geheimen… geheimen liggen in de vertrouwelijke sfeer.’ De oude dokter reageerde langzaam. Hij schoof zijn stoel wat naar achteren; zocht tijd voor een antwoord. ‘Ik heb jouw verhoortechniek altijd bewonderd, De Cock. Ik had nooit gedacht er zelf nog eens het slachtoffer van te worden.’

Om de lippen van de grijze speurder danste een glimlach. ‘Slachtoffer?’

De oude dokter knikte met een ernstig gezicht. ‘Als je zoekt naar een motief voor een moord op Georgette de Mirabeau… ik had een motief.’

De Cock keek verrast op. ‘U, dokter?’

Er gleed een schaduw over het gelaat van de dokter. ‘Georgette heeft mij eens op een vreselijke manier vernederd. Zo iets vergeet je niet. Soms komt het terug.’ Hij zweeg even, tastte in het grijs van zijn herinnering. ‘Ik was in die tijd assistent van professor Van Naegelen. De oude professor was een zwak man. Dikwijls ziek. Feitelijk hield ik zijn colleges. Of een ieder het aan mij kon zien… ik weet het niet. Maar onder de studenten was het een publiek geheim, dat ik verliefd was op Georgette de Mirabeau. De gedachte dat iedereen het wist, maakte mij vaak onzeker. Wanneer studenten onder elkaar stonden te fluisteren, dan dacht ik dat ze het over mij hadden en over Georgette. U begrijpt hoe kwetsbaar ik was. Op een dag, terwijl ik de studenten een dictaat voorlas, stond Georgette op, stapte naar voren en gaf mij een doos bonbons terug die ik haar de dag tevoren had laten bezorgen. Het was een mooie grote doos… U kent dat wel, met een fraai lint in een enorme strik. Ik had er een soort gedicht bij gepleegd… een ontboezeming in een wat kleurrijke taal. Ik was in die tijd nogal bezeten van Willem Kloos en probeerde stuntelig zijn stijl te imiteren.’ De oude man nam zijn bril af, wreef in de ooghoeken. ‘Tot mijn schrik pakte ze het papier en begon mijn gedicht voor te lezen. Niet echt, maar op een spottend toontje.’

Перейти на страницу:
Прокомментировать
Подтвердите что вы не робот:*