Albert Baantjer - De Cock en de blijde Bacchus
In de sponningen van het kleine raam zaten puntige glasscherven. De open ruimte was te klein om erdoorheen te kruipen. De Cock kon het niet vatten. Als er inbrekers aan het werk waren geweest, dan zouden de grendels zijn opengetrokken om binnen te komen. Dat was kennelijk niet gebeurd. In de keuken en ook in de kamer waren geen sporen die wezen op ongewenst bezoek.
Ineens hield hij zijn adem in en luisterde gespannen. Iemand morrelde aan de buitendeur. Snel verliet hij de keuken en ging terug naar het woonvertrek. Daar posteerde hij zich naast de deur aan de zijde van de scharnieren. Hij hoorde hoe de buitendeur werd gesloten en iemand door de smalle gang schuifelde. Het duurde een paar seconden, toen werd de kamerdeur geopend en stapte een man naar binnen. De oude rechercheur trapte met zijn rechtervoet met kracht de deur dicht. Toen de deur tegen zijn sponningen klapte draaide de man zich geschrokken om. De Cock keek hem breed grijnzend aan.
’Goedemiddag,’ opende hij vriendelijk. ’Ik had geen bezoek verwacht.’
De mond van de man zakte halfopen.
’Wie… eh, wie bent u?’ stamelde hij.
De grijze speurder glimlachte beminnelijk.
’Mijn naam is De Cock met… eh, met ceeooceekaa. Ik ben belast met het onderzoek naar de moord op de bewoner van dit pand.’
De man slikte.
’Mijn oom Herbert van Harrecoven.’
De Cock knikte.
’En wie bent u?’
’Zijn neef Petrus Blankenberg. Ik ben een zoon van Petronella, de oudste zuster van oom Herbert.’
De Cock knikte begrijpend.
’En die is met ene Blankenberg getrouwd.’
’Was, wás getrouwd. Mijn vader is al jaren geleden overleden. Moeder trouwens ook. Oom Herbert heeft mij benoemd tot zijn executeur-testamentair.’
De Cock keek de man onderzoekend aan. De oude rechercheur schatte hem op eind veertig. De man had een lang, ovaal, licht gebruind gelaat. Zijn donkere haren in een scheiding opzij waren grijs aan de slapen. Hij was keurig gekleed in een lichtgrijs zomers linnen kostuum. De Cock zocht naar gelijkende gelaatstrekken met oom Herbert. Die waren er niet.
’Wie heeft u van de dood van oom Herbert op de hoogte gebracht?’
’Francois.’
’Een achterneef van oom Herbert?’
Petrus Blankenberg knikte.
’Francois onderhield nog wel contact met oom Herbert. Hij belde mij vanmorgen op en vertelde dat oom Herbert vermoord in zijn woning was aangetroffen en dat de recherche een onderzoek naar de moord was begonnen.’
’U hebt een sleutel van dit pand?’
Petrus knikte opnieuw.
’Die heb ik van oom Herbert gekregen toen hij zijn testament had opgemaakt.’
’Begrijpelijk.’
Petrus blikte om zich heen.
’Ik hoorde van Francois dat de buurt hier nogal wordt geteisterd door inbraken. Is er bij de moord op oom Herbert iets uit dit huis verdwenen?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Dat idee heb ik niet. Niets wees erop dat er naar iets in dit huis is gezocht.’
’Is mijn voorraadje Petrussen er nog?’
De Cock glimlachte.
’Hebt u interesse?’
Petrus knikte nadrukkelijk.
’Oom Herbert heeft zijn Petrussen aan mij vermaakt.’ ’Vanwege uw naam?’
Petrus glimlachte.
’Dat zal zeker een rol hebben gespeeld.’ Hij blikte om zich heen. ’Zijn ze er nog?’
De Cock wees omhoog.
’Ze staan op de eerste etage.’
Petrus trok een denkrimpel in zijn voorhoofd.
’De eerste etage?’
In zijn stem trilde ongeloof.
De Cock knikte.
’Francois heeft ze mij gewezen. Zal ik u even voorgaan?’ Petrus knikte instemmend. Hij liep achter De Cock aan. In de kleine hal bij de opgang naar de trap bleef de oude rechercheur staan.
’Ik kom achter u. Het is boven op het portaal de eerste deur links.’
Met lichte tred ging Petrus de trap op. De Cock volgde. Hij zag hoe de man de deur van het vertrek opende. De gelaatstrekken van Petrus Blankenberg kon hij vanuit zijn positie niet waarnemen, maar hij zag aan zijn rug dat de man schrok.
De Cock hees zich verder de trap op en ging in het vertrek naast hem staan.
’Een leuke collectie.’
Het duurde even voor Petrus Blankenberg reageerde. Zijn lang gezicht zag bleek.
’Zijn ze het allemaal?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Ik heb er nog twee op mijn bureau. Die heb ik vannacht meegenomen om ze eens goed te bekijken. Als u met mij meekomt naar de Warmoesstraat, zal ik ze u geven. Ik wil toch nog even een korte verklaring van u opnemen.’
Zonder de beeldjes verder nog een blik waardig te keuren verliet Petrus Blankenberg het vertrek en liep de trap af. Via de smalle gang ging de man terug naar de kamer waar oom Herbert de dood vond. De Cock kwam hem na.
Petrus liet zijn blik door de kamer dwalen.
’Gebeurde het hier?’
De Cock wees naar de fauteuil.
’Hij zat daar.’
Petrus boog zich iets voorover en bekeek de rug waaraan bloed kleefde. Hij keek op.
’Weet u al wie oom Herbert vermoordde?’
De Cock wreef met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. Het was een gebaar om tijdwinst.
’Iemand die belang had bij zijn dood,’ sprak hij ontwijkend. Daarna zweeg hij even. Zijn blik bleef strak op de man gericht. ’U?’
Langs de lippen van Petrus Blankenberg gleed een matte glimlach.
’Ik? Ik ben geen Van Harrecoven.’
5
De Cock keek zijn jonge collega vragend aan.
’Hoe was de sectie op Westgaarde?’
Vledder glimlachte.
’Dokter Rusteloos was dit keer de rust zelve. Zo heb ik hem nog nooit meegemaakt. Hij nam zelfs de tijd voor enige uitleg. Hij liet het mij met een sonde zien. De kogel is dwars door het hart van het slachtoffer gegaan en heeft het lichaam aan de rugzijde weer verlaten. Vrijwel zeker zat Herbert van Harrecoven in zijn fauteuil toen er van dichtbij op hem werd gevuurd. De kogelbaan loopt schuin naar beneden.’
De Cock knikte.
’Gezien het kruitslijm op zijn hemd moet de dader vlak voor het slachtoffer hebben gestaan, misschien wel iets over hem heen gebogen toen hij van dichtbij vuurde.’
Vledder gebaarde naar de telefoon op zijn bureau.
’Ik heb de technische dienst gevraagd om in de rug van de fauteuil naar de kogel te zoeken. Als we de dader hebben gevonden en het wapen, waarmee werd gevuurd, kunnen we aan de hand van…’
De Cock onderbrak hem lachend.
’Zover zijn we nog lang niet. Voorlopig zie ik geen enkele opening in deze zaak.’ Hij zweeg even. ’Maar je hebt gelijk, voor ons onderzoek is die kogel uiterst belangrijk. Zeker als wij in het bezit van het moordwapen zijn gekomen.’
Vledder gebaarde naar De Cock.
’Hoe ben jij gevaren?’
’Hoe bedoel je?’
’Kan men via de achtertuinen gemakkelijk de openbare weg bereiken?’
De oude rechercheur maakte een afwerend gebaar. ’Dat heb ik niet onderzocht.’
Vledder grinnikte.
’Daar ging je toch voor op pad?’
De Cock knikte.
’Maar voor ik daartoe kwam, deed ik in dat pand aan de Brouwersgracht een merkwaardige ontdekking. Dat kleine raam naast de keukendeur bleek te zijn ingeslagen.’
Vledder keek hem geschrokken aan.
’Ingeslagen?’
’Ja.’
Vledder gebaarde heftig.
’Dat moet dan vannacht zijn gebeurd nadat wij het pand hadden afgesloten. Toen we weggingen was dat raam nog heel. Dat weet ik zeker. Dat staat ook in mijn proces-verbaal van bevindingen.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen. ’Is er iemand binnen geweest?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’De grendels waren nog dichtgeschoven en het gat in het raam was te klein om iemand door te laten.’
Vledder keek hem verward aan.
’Wat heeft het dan voor zin om de ruit in te slaan?’ De Cock trok zijn schouders op.
’Geen idee. Ik vind het alleen vreemd dat Vera van Veenendaal ons vanmorgen daar niets over heeft gezegd. Ze sprak alleen over bloed op de rug van de fauteuil.’
’Misschien is ze niet verder geweest dan de kamer waar wij het slachtoffer hebben gevonden.’
De Cock boog zich iets naar voren.
’En dan was er nog iets,’ sprak hij geëmotioneerd. ’Terwijl ik in de keuken naar dat verbroken raam stond te kijken, hoorde ik dat iemand aan de toegangsdeur morrelde.’
’Wie?’
’Ik ving hem op in de kamer.’
Vledder toonde ongeduld.
’Wie?’
’Ene Petrus Blankenberg.’
Vledder knikte.
’Een van de drie neven.’ Hij graaide in een lade van zijn bureau. ’Hij staat in jouw notitieboekje.’
’Inderdaad.’
’Had hij een sleutel?’
’Ja. Petrus Blankenberg is de oudste van de drie neven. Hij is de zoon van Petronella, een zuster van Herbert van Harrecoven, die met ene Blankenberg was getrouwd. Hij is door zijn oom benoemd tot executeur-testamentair. De Petrussen zijn aan hem vermaakt.’
Vledder keek De Cock gespannen aan.
’Heeft hij iets gezegd? Ik bedoel, bracht hij enig licht in de zaak?’
De Cock antwoordde niet direct.
’Ik… eh, ik heb hem meegenomen naar het bureau en in concept een verklaring van hem opgenomen. Die moet jij straks maar even uittypen. En ik heb hem de beide beeldjes van de apostel Petrus meegegeven.’
Vledder toonde opnieuw enig ongeduld.
’Wist hij van het voorgenomen huwelijk van zijn oom Herbert met Vera van Veenendaal?’
De Cock gniffelde.
’Het kwam voor Petrus Blankenberg als een volslagen verrassing. Hij geloofde het aanvankelijk niet. Hij dacht dat ik een stomme grap maakte. Volgens hem was zijn oom Herbert al jaren impotent.’
Vledder lachte.
’Hij was dus ook niet door oom Herbert benaderd om als getuige op te treden.’
’Nee.’
Vledder spreidde zijn beide handen.
’Verder nog iets?’
De Cock ademde diep.
’Er was een spontane reactie van Petrus Blankenberg die mij verbaasde.’
’Wat voor een reactie?’
’Toen hij mij vroeg of ik wist wie zijn oom Herbert had vermoord, antwoordde ik ontwijkend en nietszeggend met: iemand die blijkbaar belang had bij zijn dood. En ik vroeg hem onmiddellijk daarna op de man af of hij dat was.’
’En?’
De Cock plukte even aan het puntje van zijn neus.
’Petrus Blankenberg reageerde: Ik? Ik ben geen Van Harrecoven.’
’Heb je gevraagd wat hij daarmee bedoelde?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Het leek mij nogal duidelijk. Volgens hem had niet hij, een Blankenberg, maar wel een Van Harrecoven belang bij de dood van de oude oom Herbert.’
Vledder zuchtte.
’Ik had toch maar even doorgevraagd.’
De Cock trok achteloos zijn schouders op.
’We kunnen hem altijd nog een keer benaderen. Petrus Blankenberg was niet onsympathiek. Hij maakte op mij een nette indruk.’
Vledder graaide opnieuw in een lade van zijn bureau. ’Misschien heeft hij wel gelijk.’
’Hoezo?’
De jonge rechercheur tikte op een notitieblad voor zich op zijn bureau.
’Ik heb ze nagetrokken in alle systemen. Petrus Blankenberg heeft geen strafblad, staat ook niet slecht bekend, maar die twee andere neven…’ Hij zweeg even en raadpleegde zijn notities. ’Ferdinand van Harrecoven heeft meerdere veroordelingen ter zake vermogensdelicten op zijn naam en Felix van Harrecoven is al tweemaal veroordeeld wegens het verboden bezit van een vuurwapen.’ ’Een vuurwapen?’
Vledder knikte.
’Felix van Harrecoven schijnt in vuurwapens te handelen. Hij importeert die uit voormalige Oostbloklanden en uit ons eigen België.’
De Cock grinnikte vreugdeloos.
’Een fijne familie. Zijn het broers?’
Vledder schudde zijn hoofd
’Ze zijn neven van elkaar. Maar daar houdt de vergelijking blijkbaar op. Ik heb nergens iets kunnen vinden van een gezamenlijk optreden.’
’Je bedoelt in crimineel verband?’
Vledder knikte.
’In de processtukken van Felix stond niets over Ferdinand en omgekeerd.’
’We hebben dus wel foto’s van die twee.’
’Zeker.’
De Cock gebaarde voor zich uit.
’Vraag ze op. Misschien hebben we ze nodig.’ Hij staarde even voor zich uit. ’Zit een van beiden vast?’
Vledder glimlachte.
’Wil je iemand uitsluiten?’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Dat biedt geen zekerheid meer. Vroeger kon je daar als rechercheur wel op bouwen. Iemand die in de bajes zat kon daarbuiten geen misdrijf plegen. Maar de huidige gevangenissen zijn vaak zo lek als een mandje. Bovendien wordt er kwistig met proefverloven gestrooid.’
Vledder snoof verachtelijk.
’Een verziekte samenleving,’ gromde hij. ’Wij worden voortdurend in onze bevoegdheden beknot en jegens misdadigers wordt de staat steeds toleranter. Als rechercheur word je daar niet vrolijker van. Ik geloof dat ik ook maar op het slechte pad ga. Ik kan mij dan koesteren in de warme liefde van de overheid.’
De Cock schudde zijn hoofd.
’Daar zou jij je niet prettig bij voelen. Het blijft een onwaarachtige kleffe liefde.’
De oude rechercheur liet het onderwerp rusten. Hij voelde aan zijn borst en herinnerde zich het testament. Voorzichtig maakte hij een paar knoopjes van zijn overhemd los en pakte de bruine enveloppe met daarop TESTAMENT in fraaie krulletters. Triomfantelijk hield hij de enveloppe omhoog.
Vledder keek hem verrast aan.
’Hoe kom je daaraan?’
’Gevonden! In de secretaire van Herbert van Harrecoven. Daar lag het in een lade. Jij hebt gisteravond blijkbaar niet in die secretaire gekeken.’
Vledder schudde zijn hoofd.
’Ik had het te druk met Adelheid van Buuren. Ze was zo nieuwsgierig. Verschrikkelijk. Ze vroeg mij het hemd van het lijf.’
De Cock grinnikte.
’Ik hoop dat je het hebt aangehouden.’
Vledder keek hem niet-begrijpend aan en De Cock wuifde het grapje weg.
’De enveloppe,’ legde hij uit, ’was te groot om in de binnenzak van mijn colbert te stoppen. En ik wilde hem niet vouwen.’ Vledder lachte.
’Dan stop je hem op je zweterige borst.’
’Ik zweet niet.’
’Mag ik dat testament eens zien?’ vroeg Vledder.
De Cock wierp hem de enveloppe toe.
’Kijk eens hoe recent het is.’
Vledder trok een document uit de enveloppe.
’Afschrift-van-een-akte-van-testament,’ las hij hardop. ’Meester G.J. van de Stalle, notaris Amsterdam.’
De jonge rechercheur sloeg een blad om. Hij keek op. ’Het is van een half jaar geleden.’
’Toen kende hij Vera van Veenendaal al,’ zei De Cock. Vledder grinnikte.
’Maar oom Herbert had op dat moment bepaald nog geen trouwplannen.’
’Je bedoelt, dat hij anders niet naar een notaris was gestapt om dit testament te laten opmaken.’