Сергей Павлик - Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения
– Wat een onzin (что за бессмыслица/чушь; zin – смысл), – troost haar man (утешает ее муж) – Ten eerste ben jij volgende week weer op de been (во-первых, ты будешь на следующей неделе снова на ногах; op de been zijn – быть на ногах, бодрствовать; подняться после болезни) en ten tweede is ze veel kleiner dan jij (а во-вторых, она гораздо меньше, чем ты).
Een vrouw die op sterven ligt zegt tegen haar man:
– Beloof me dat je volgende echtgenote nooit mijn kleren zal dragen.
– Wat een onzin, – troost haar man, – Ten eerste ben jij volgende week weer op de been en ten tweede is ze veel kleiner dan jij.
Huwelijksreis
(Свадебное путешествие)
Man (/один/ мужчина): – Waarom ga je eigenlijk nu al weer scheiden (почему ты собираешься, собственно /говоря/, уже снова разводиться)?
Vriend (/его/ друг): – We kregen ruzie over de huwelijksreis (мы поссорились: «получили ссору» из-за/относительно свадебного путешествия; krijgen – получать, приобретать, доставать)
Man: – Hoezo (как так/почему)?
Vriend: – Ik wilde naar de Bahama’s en zij wilde mee (я хотел на Багамы, а она хотела вместе со мной: «хотела вместе»).
Man: – Waarom ga je eigenlijk nu al weer scheiden?
Vriend: – We kregen ruzie over de huwelijksreis.
Man: – Hoezo?
Vriend: – Ik wilde naar de Bahama’s en zij wilde mee.
Trouwen
(Выйти замуж/жениться)
– Heb je alles goed overwogen, Tineke (имеешь ты все хорошо взвешенным = ты все хорошо взвесила/обдумала, Тинеке; overwegen – обдумывать, взвешивать; wegen – весить; взвешивать)? – vraagt haar moeder (спрашивает ее мать). – Je wilt dus met die oude miljonair trouwen (ты хочешь, значит, за этого старого миллионера выйти замуж) en de rest van je leven (и остаток твоей жизни) naast hem doorbrengen (рядом с ним провести; doorbrengen – проводить /время/)?
– Dat heb ik niet gezegd, ma (я этого не говорила, ма). Ik zei: de rest van zijn leven (я сказала: остаток его жизни; zeggen – говорить, сказать).
– Heb je alles goed overwogen, Tineke? – vraagt haar moeder. – Je wilt dus met die oude miljonair trouwen en de rest van je leven naast hem doorbrengen?
– Dat heb ik niet gezegd, ma. Ik zei: de rest van zijn leven.
Scherpschutter
(Снайпер)
Een scherpschutter komt thuis van zijn werk (снайпер приходит домой со своей работы; scherp – острый; schutter – стрелок; schieten – стрелять). Zijn vrouw doet de deur open (его жена открывает дверь; opendoen – открывать: «делать открытым»). Scherpschutter tegen zijn vrouw (снайпер /говорит/ своей жене):
– Ik heb je gemist (я скучал по тебе/я не попал в тебя; missen – упустить /шанс/; промахнуться, ошибиться; не удаваться; быть лишенным чего-либо; ik zal hem missen – я буду по нему скучать)!
Een scherpschutter komt thuis van zijn werk. Zijn vrouw doet de deur open. Scherpschutter tegen zijn vrouw:
– Ik heb je gemist!
File
(Вереница /машин/, затор, пробка)
Een man komt te laat op zijn werk (мужчина приходит слишком поздно на свою работу)
– Sorry baas, – zegt de man (извини, шеф, говорит мужчина), – maar ik stond in de file (но я стоял в заторе; staan – стоять).
– Oh, zegt de baas, – was het soms een lange file (это был, наверное, длинный/долгий затор; soms – иногда, порою; неужели, разве; что ли)?
Man:
– Geen idee, ik stond helemaal vooraan… (понятия не имею: «никакой идеи», я стоял совершенно впереди = впереди всех)
Een man komt te laat op zijn werk.
– Sorry baas, – zegt de man, – maar ik stond in de file.
– Oh, zegt de baas, – was het soms een lange file?
Man:
– Geen idee, ik stond helemaal vooraan…
Milaan, Barselona, Moskou
(Милан, Барселона, Москва)
Een reiziger (один путешественник/пассажир; reizen – путешествовать) staat aan de incheckbalie (стоит у регистрационной стойки; balie – стойка (регистрации и т. д.) op de luchthaven (в аэропорту; lucht – воздух; haven – гавань, порт). Hij heeft drie koffers bij (у него при себе три чемодана: «он имеет три чемодана при /себе/»; bijhebben – иметь при себе) en zegt tegen de baliebediende (и говорит служащему; bediende – служащий; bedienen – обслуживать):
– Deze koffer naar Milaan (этот чемодан в Милан) die naar Barselona (тот – в Барселону) en deze naar Moskou (а этот – в Москву).
De bediende protesteert (служащий протестует):
– Maar meneer, dat kunnen wij toch niet doen (но, господин, мы не можем ведь этого сделать)!
De reiziger:
– Jawel, dat kunnen jullie wel (да, конечно, это вы вполне можете). Jullie hebben het namelijk verleden keer ook met mijn koffers gedaan (потому что вы это тоже сделали с моими чемоданами в прошлый раз; namelijk – а именно; ибо, так как)!
Een reiziger staat aan de incheckbalie op de luchthaven. Hij heeft drie koffers bij en zegt tegen de baliebediende:
– Deze koffer naar Milaan, die naar Barselona en deze naar Moskou.
De bediende protesteert:
– Maar mijnheer, dat kunnen wij toch niet doen!
De reiziger:
– Jawel, dat kunnen jullie wel. Jullie hebben het namelijk verleden keer ook met mijn koffers gedaan.
Sint-bernard
(Сенбернар)
– Zoals mijn sint-bernard bestaat er geen tweede hond (такой, как мой сенбернар, другой собаки не существует = подобно моему сенбернару; bestaan – существовать, иметься), pocht Joris tegen zijn buurman (хвастает Йорис своему соседу).
Buurman: – Wat is er dan voor bijzonders aan hem (что есть тогда за особенное в нем = что в нем тогда такого особенного)?
Joris: – Hij brengt me elke dag de krant (он приносит мне каждый день газету).
Buurman: – Nou en (ну и /что/)?
Joris: – Ik heb helemaal geen abonnement (у меня вообще нет абонемента; helemaal – совсем, совершенно, вовсе)!
– Zoals mijn sint-bernard bestaat er geen tweede hond, pocht Joris tegen zijn buurman.
Buurman: – Wat is er dan voor bijzonders aan hem?
Joris: – Hij brengt me elke dag de krant.
Buurman: – Nou en?
Joris: – Ik heb helemaal geen abonnement!
Boxer
(Боксер)
Een man gaat naar een dierenwinkel (один мужчина идет в зоомагазин). Hij vraagt de verkoper (он спрашивает продавца) of hij ook een hond voor de bewaking te koop heeft (имеется ли у него в продаже также пес для охраны; bewaken – сторожить, караулить, охранять; koop – покупка, te koop – продается /в объявлениях/: «к покупке»; kopen – покупать). Na enig zoeken (после некоторого поиска) gaat de man met een hond naar huis (мужчина идет с собакой/псом домой). Twee weken later (две недели спустя) komt hij terug bij de dierenwinkel (он приходит обратно в зоомагазин). Hij vraagt de verkoper (он спрашивает продавца):
– Wat heb ik nu aan zo’n hond (что мне теперь делать с таким псом/какая мне теперь польза от такого пса). Elke keer als de bel gaat (каждый раз, когда звонок звонит) gaat hij in de hoek zitten (идет он в угол садиться = он идет и садится в угол).
Waarop de verkoper antwoordt (на что продавец отвечает):
– Dat heb je altijd met boxers (а так оно всегда с боксерами: «это имеешь ты всегда с боксерами»)!
Een man gaat naar een dierenwinkel. Hij vraagt de verkoper of hij ook een hond voor de bewaking te koop heeft. Na enig zoeken gaat de man met een hond naar huis. Twee weken later komt hij terug bij de dierenwinkel. Hij vraagt de verkoper:
– Wat heb ik nu aan zo’n hond. Elke keer als de bel gaat gaat hij in de hoek zitten.
Waarop de verkoper antwoordt:
– Dat heb je altijd met boxers!
Bij de dokter
(У врача)
Er komt een man bij de dokter (приходит мужчина к врачу).
Vraagt de dokter (врач спрашивает):
– Kan ik u helpen (могу я вам помочь)?
Zegt de man (мужчина говорит):
– Nee dank u, ik kijk nog even rond (нет, спасибо, я осмотрюсь еще немного; kijken – смотреть, глядеть; even – ровный; равный; ровно; как раз, точно; чуть-чуть, немного; rond – кругом, вокруг).
Er komt een man bij de dokter.
Vraagt de dokter:
– Kan ik u helpen?
Zegt de man:
– Nee dank u, ik kijk nog even rond.
„De dokter”
(«Врач»)
Oma is 100 /honderd/ jaar geworden (бабушке исполнилось 100 лет: бабушка есть 100 лет ставшая; worden – становиться, делаться). Voor die gelegenheid (по этому случаю; gelegenheid – возможность, /удобный/ случай) komt de burgemeester bij haar op bezoek (приходит бургомистр к ней в гости; bezoek – посещение, визит; bezoeken – посещать, навещать).
– U leeft nu honderd jaar, – zegt de burgemeester (вы живете уже: «теперь» сто лет, говорит бургомистр), – wat is in al die 100 jaar nu de grootste verandering in uw leven geweest (каким было самое большое изменение за все те 100 лет в вашей жизни; verandering – изменение, перемена; veranderen – изменять/ся/)?
Zonder een seconde na te denken (без секунды подумать = не подумав и секунды) zegt oma (бабушка говорит):
– De dokter.
– De dokter? – vraagt de burgemeester verbaasd (спрашивает бургомистр удивленно).
– Ja, – zegt oma. – Toen ik 20 /twintig/ was, zei de dokter (когда мне 20 было, доктор говорил):
Helemaal uitkleden en ga maar liggen (полностью раздеться = разденься и иди-ка ложись). Toen ik 40 /veertig/ was, zei de dokter: bloesje uit en ga maar zitten (кофточку снять и сесть). En toen ik 80 /tachtig/ was, zei de dokter: steek je tong maar uit en blijf maar staan (высунь свой язык и оставайся стоять = и продолжай стоять; steken – колоть, втыкать; uitsteken – выставлять, высовывать).
Oma is 100 jaar geworden. Voor die gelegenheid komt de burgemeester bij haar op bezoek.
– U leeft nu honderd jaar, – zegt de burgemeester, – wat is in al die 100 jaar nu de grootste verandering in uw leven geweest?
Zonder een seconde na te denken, zegt oma:
– De dokter.
– De dokter? – vraagt de burgemeester verbaasd.
Ja, – zegt oma, – Toen ik 20 was, zei de dokter:
Helemaal uitkleden en ga maar liggen. Toen ik 40 was, zei de dokter: bloesje uit en ga maar zitten. En toen ik 80 was, zei de dokter: steek je tong maar uit en blijf maar staan.
Twee tanden
(Два зуба)