KnigaRead.com/

Albert Baantjer - De Cock en de romance in moord

На нашем сайте KnigaRead.com Вы можете абсолютно бесплатно читать книгу онлайн Albert Baantjer, "De Cock en de romance in moord" бесплатно, без регистрации.
Перейти на страницу:

De Cock wuifde haar bezwaren weg. ‘Waar is Maarten Jan?’ ‘Niet hier.’

De Cock grijnsde. ‘Waar dan?’

Ze slingerde het blonde haar uit haar gezicht. ‘Hoe weet ik dat?’ De oude speurder liep op haar toe, groot, breed, dreigend, het hoofd wat naar voren gebogen. ‘Ik geef je vijf minuten de tijd het mij te vertellen.’

Ze snoof verachtelijk. ‘Al gaf je mij een eeuwigheid.’ De Cock wreef over zijn gezicht. ‘Dan arresteer ik je,’ zei hij somber, ‘voor het in het bezit hebben van twee vervalste paspoorten met het doel ze als geldige reisdocumenten te gebruiken.’ Hij wendde zich tot Vledder, wees naar een leren handtasje op tafel. ‘Kijk of ze daarin zitten.’

Ineke Peeters stortte zich naar voren, wild, als een tijgerin. Maar haar actie kwam te laat. Vledder had het tasje al in de hand. Hij klapte het open en haalde er twee paspoorten uit. De jonge vrouw deed nog een poging ze uit zijn handen te trekken, maar Vledder doorzag het en hield ze weg. Een ogenblik leek het alsof ze opnieuw tot de aanval zou overgaan, maar haar lichaam ontspande. Ze zakte in een fauteuil en stak met trillende vingers een sigaret op.

De Cock ging tegenover haar zitten. ‘Het spijt me, Ineke,’ zei hij zacht, ‘dat ik je dit moest aandoen. Maar je liet mij geen andere keus. Je hebt vanmiddag bij Air France op de Dam twee vliegtickets gekocht voor Casablanca…, een voor jou en een voor Maarten Jan. Zonder twijfel.’ Hij zweeg even, wreef met duim en wijsvinger in de ooghoeken. ‘Maarten Jan Boucharde wordt gezocht,’ ging hij verder. ‘Er lopen over het hele land telexberichten. Het zou onmogelijk zijn door de douane van Schiphol te komen onder zijn eigen naam. En ook voor jou, Ineke Peeters, was dat moeilijk, want je kon verwachten dat wij jouw naam aan de marechaussee hadden doorgegeven. Dus…. twee valse paspoorten.’ Hij glimlachte vermoeid. ‘En hoe kom je aan valse paspoorten?’ Hij gaf zelf het antwoord. ‘Smalle Lowietje.’ De jonge vrouw reageerde niet. Ze rookte verder, nerveus, met diepe inhalen.

De Cock strekte zijn hand naar haar uit. ‘Wie moet Maarten Jan verzorgen, als ik jou meeneem? Wie brengt hem eten? Moet hij er zelf op uitgaan? Hij kan zich vrijwel nergens vertonen. Iedere politieman weet dat hij is gewapend en dat hij bij zijn vlucht een collega heeft neergeslagen. Veel “medeleven” kan je niet verwachten.’ Hij krabde zich achter in de nek. ‘Ik doe je een voorstel…. ik verscheur die beide paspoorten en vergeet jouw aandeel en dat van Smalle Lowietje…. als jij mij bij Maarten Jan brengt.’

Ze keek hem aan door een wolk van rook. ‘En wat doet u met hem?’

De Cock schoof zijn onderlip vooruit. ‘Ik arresteer hem opnieuw voor de inbraak aan de IJsselsteinse Bank.’

‘Meer niet?’

De Cock schudde het hoofd. ‘Meer niet.’

Ze wuifde de rook uit haar gezicht. ‘En Georgette de Mirabeau?’

De Cock trok zijn mond iets scheef. ‘Wat is er met Georgette de Mirabeau?’

Ze schonk hem een wrange glimlach. ‘Maarten Jan weet toch dat u hem van die moord verdenkt.’

De Cock beet op zijn onderlip. ‘Ik weet,’ zei hij langzaam, ‘dat Maarten Jan veel geld hoopt te krijgen voor iets dat hij in de woning van Georgette de Mirabeau heeft gevonden.’ Ze keek hem verbijsterd aan. ‘U weet…?’

De Cock knikte. ‘Ik weet wie Maarten Jan is.’

Ze slikte. ‘Hij…, eh, hij heeft rechten.’

De Cock knikte opnieuw. ‘Rechten zijn er om rechtmatig te verkrijgen.’

‘U bedoelt?’

‘Maarten Jan is op de verkeerde weg.’

Ze staarde een tijdje voor zich uit. Peinzend. De innerlijke strijd tekende zich op haar gezicht af. Ze doofde de sigaret in de asbak. ‘Ik… eh, ik mag wel eerst alleen gaan…, voorop, bedoel ik. Ik wil het hem eerst uitleggen, begrijpt u. Ik wil beslist niet dat hij denkt dat ik een verraadster ben.’


Midden op de brug bij de Binnen Bantammerstraat bleef het drietal staan. Het water glinsterde. Rechts aan de Binnenkant torende het pompeuze scheepvaartkantoor, links in een flauwe bocht schemerde het wisselend silhouet van de huisjes aan de Kromme Waal. Het was koud, winderig. Ineke Peeters huiverde onder haar wijde kaftan.

‘Ik ga,’ zei ze zacht.

De Cock pakte haar bij de schouder. ‘Breng als bewijs dat het “goed” is, het pistool mee.’

Ze knikte traag. ‘Kom niet direct achter mij aan. Geef me wat tijd. Ik heb het nodig… dacht ik. Ik moet hem overtuigen, begrijpt u, overtuigen dat dit het beste is.’ Ze keek naar de oude speurder op. Haar gezicht stond ernstig. ‘Ik ben het zat, meneer De Cock. Ik wil gewoon leven, zoals iedereen… in vrede trouwen… kinderen krijgen.’ Ze zag bleek, huiverde opnieuw. ‘Maarten Jan moet dat inzien.’

De Cock streek met een grove knuist over haar blonde haren. Het was een teder gebaar. Hij glimlachte innemend. ‘Succes…, Ineke.’

Ze draaide zich om en liep weg, de brug af. De beide rechercheurs keken haar na. Haar schaduwbeeld gleed langs de bomen van de Kromme Waal.

‘Neem je niet te veel risico’s?’

De Cock legde zijn handen op de stenen brugleuning en staarde in het water. ‘Zij neemt meer risico’s dan wij.’

Vledder trok zijn schouders op. ‘Wat kan haar gebeuren?’ De Cock zuchtte. ‘Ze loopt een grote kans de liefde te verliezen van de man van wie ze zielsveel houdt.’

Vledder snoof spottend. ‘Je bent een sentimentele, ouwe dwaas.’ De Cock keek hem aan; rond zijn brede mond bewogen grillige accolades. ‘In mijn gevoel…’ zei hij zacht, ‘in mijn gevoel zijn er belangrijkere dingen dan recht en wet.’

Ineens snerpte over het stille water een kreet, schril, angstig, echode tegen de muren van het scheepvaarthuis.

De Cock verstarde. ‘Ineke,’ hijgde hij, ‘Ineke.’

Hij vloog in volle draf de brug af, de Kromme Waal op. Vledder volgde. Ze zagen haar in de flauwe bocht van de gracht. In haar fladderende kaftan rende de jonge vrouw op de rechercheurs toe. De Cock ving haar op. ‘Wat is er?’

Haar lichaam schokte in zijn armen.

‘Wat is er?’

Ze keek de grijze speurder met grote, angstige ogen aan; wees wild achter zich. ‘Maarten Jan,’ hijgde ze.

‘Wat is er met Maarten Jan?’

Ze slikte. ‘Dood… dood…’


In de schamele kajuit van een oude, afgedankte vrachtschuit vonden Vledder en De Cock het lijk van Maarten Jan Boucharde. Hij lag naast de bank, half weggezakt onder een vaste tafel, met wijdopengesperde ogen en een trek van verbazing rond de mond. Vledder klemde zijn lippen op elkaar. ‘Vermoord!’

De Cock leunde voorover; voelde aan de wangen van het slachtoffer. ‘Nog niet zo lang geleden,’ verzuchtte hij. ‘Er is nog weinig afkoeling.’

De grijze speurder monsterde de twee donkerrode plekken in de lichtblauwe trui. ‘Een kogel in de borst en een andere in de maagstreek.’ Hij boog het lichaam van de jonge inbreker iets naar voren en ontdekte een derde rode plek aan de rug, direct onder het linkerschouderblad. ‘Van dichtbij,’ stelde hij vast. ‘Een kogel heeft vrijwel zeker het hart geraakt en is aan de rugzijde uitgetreden.’ Hij keek om zich heen. ‘Ergens bij de bank zal wel een gat in de betimmering zitten.’ Hij kwam overeind. ‘Waar is het dienstpistool?’

De beide rechercheurs lieten hun blik door de kajuit dwalen. Het was duidelijk dat Maarten Jan hier een paar dagen had gebivakkeerd. Er waren etensresten, lege bierflessen en een asbak vol peuken.

Ineens ontdekten zij het pistool. Het lag in een spleet tussen de kussens op de bank. Vledder bukte zich en hield zijn neus bij de loop. ‘Gebruikt,’ zei hij snuivend. ‘Ik ruik het, kruitslijm.’ Hij keek op. ‘Zal ik de houder eruit nemen?’

‘Waarom?’

‘Elk dienstpistool heeft volgens voorschrift zes patronen in het magazijn. We kunnen zien hoeveel schoten er zijn gelost.’ De Cock schudde het hoofd. ‘Laat het wapen voorlopig maar liggen. Ik vind het belangrijker of er vingerafdrukken op zitten. We moeten zo gauw mogelijk de technische dienst waarschuwen. Zij kunnen dan ook naar de hulzen gaan zoeken.’ Vledder kwam naast hem staan. ‘Heb je enig idee hoe het is gebeurd?’

De Cock knikte traag. ‘Iemand kwam hier binnen…, iemand voor wie Maarten Jan geen enkele angst had…. van wie hij niets meende te duchten…, voor wie hij het niet eens de moeite waard vond het pistool buiten bereik te houden. Die argeloosheid en nonchalance hebben hem het leven gekost.’

Vledder gebaarde heftig. ‘Wie?’

De Cock kauwde op zijn onderlip. ‘Vermoedelijk dezelfde die Georgette de Mirabeau vermoordde.’ Hij streek peinzend langs zijn kin. ‘Ik vraag mij af waar hij het had verborgen?’ ‘Wat?’

De Cock antwoordde niet. ‘Waar is Ineke?’ vroeg hij plotseling. ‘Boven, in het stuurhuis.’

De Cock draaide zich om en kroop het smalle trappetje op. Ineke Peeters zat met opgetrokken knieën in een hoekje en huilde. De grijze speurder hurkte bij haar neer, hield zijn hand onder haar kin. ‘Dit is de schuit van Smalle Lowietje?’

Ze knikte. ‘Hij had hem een paar maanden geleden gekocht om er een woonboot van te maken. Voorlopig mocht Maarten Jan hem als schuilplaats gebruiken.’

‘Buiten jou en Smalle Lowietje… wie wisten er nog meer dat Maarten Jan hier zat?’

‘Ferry.’

‘De jonge Van Breugelen?’

Ze richtte haar betraand gezicht naar hem op. ‘Hij… Ferry heeft het gedaan. Hij zou vanavond komen met geld.’

De Cock keek haar onderzoekend aan. ‘Met geld?’

Ze sloot haar ogen en zuchtte. ‘Voor het dagboek.’

‘Welk dagboek?’

‘Het dagboek van Georgette de Mirabeau. Maarten Jan zou het aan hem verkopen.’

De Cock boog zich dichter naar haar toe. ‘Waar is het?’ vroeg hij gejaagd. ‘Had hij het in de kajuit?’

Ze schudde het hoofd. ‘Niet in de kajuit.’

De Cock keek haar niet begrijpend aan. ‘Maar Ferry is toch niet gek? Hij geeft toch niet “zo maar” geld af. Ik bedoel… Maarten Jan moest hem toch iets geven?’

Ze knikte traag. ‘Een sleutel.’

‘Wat voor een sleutel?’

‘Van een bagagekluis in het Centraal Station. Daar had ik het dagboek voor Maarten Jan verborgen.’

De Cock keek haar gespannen aan.

‘Weet je het nummer?’

‘Welk nummer?’

De Cock zuchtte diep. ‘Van de kluis,’ riep hij vertwijfeld. Ze schudde versuft het hoofd. ‘Dat weet ik niet meer. Ik kan het wel wijzen. Het was op het eerste perron.’


Rechercheur De Cock sjokte met de blonde Ineke Peeters door donker Amsterdam. Hij had de jonge Vledder de opdracht gegeven bij het lijk van Maarten Jan Boucharde te blijven, tot de mensen van de technische dienst waren gearriveerd. Daarna had hij in de Binnen Bantammerstraat bij een bevriende Chinees bliksemsnel een paar telefoongesprekken gevoerd en was toen met de jonge vrouw op pad gegaan. Voor de zekerheid had hij voor zijn vertrek van de Kromme Waal de zakken van de dode inbreker nagevoeld en alles doorzocht. Zoals hij verwachtte was de sleutel van de bagagekluis verdwenen, meegenomen door de moordenaar.

De Cock voelde zich vreemd, gespannen en schuldig. Hoewel hij voortdurend had beseft dat de jonge inbreker in gevaar verkeerde, had zijn dood hem toch verrast. Hij had niet gedacht dat de zaken zich zo snel zouden ontwikkelen. Hij vroeg zich af of hij het had kunnen voorkomen, of hij niet doortastender had moeten zijn, strakker, effectiever. Maar hij kon toch geen directe fouten in zijn optreden ontdekken. Het lot van de jonge inbreker had hem van het begin af geïntrigeerd. Een felle, emotionele jongen met een grote dosis intelligentie. Hij zag hem weer voor zich tijdens het verhoor; warrig, blond haar, een bleek gezicht. Ik-koos-bewust-voor-de-misdaad. Om de lippen van de grijze speurder gleed een wrange glimlach. Maarten Jan Boucharde had niet gekozen. Dat had een ander voor hem gedaan…. lang geleden. Hij keek opzij naar de jonge vrouw die naast hem sjokte, moe, met roodomrande ogen. Hij zuchtte diep, vroeg zich af hoeveel weerstand ze nog had.

‘Ferry van Breugelen was ook de man die tijdens de gevangenschap van Maarten Jan ’s nachts bij je binnendrong en alles doorzocht?’

Ze knikte. ‘Hij was het. Ik heb hem later aan zijn stem herkend.’ De Cock glimlachte. ‘Tijdens die ontmoeting op de Kromboomsloot.’

Ze likte aan haar droge lippen. ‘Na zijn ontvluchting nam Maarten Jan telefonisch contact met mij op. Hij zei dat hij een schuilplaats had gevonden in een ouwe schuit aan de Kromme Waal en vroeg of ik wilde komen.’

‘Je ging.’

Ze knikte opnieuw. ‘Erg voorzichtig. Hij had mij gezegd dat ik moest oppassen dat ik niet werd gevolgd. Ze zullen je wel in de gaten houden, zei hij. Ik vond de oude schuit vrij gemakkelijk. Maarten Jan was erg opgewonden. Hij zei dat hij werd verdacht van een moord op een verpleegster.’

‘Georgette de Mirabeau.’

‘Hij bezwoer mij plechtig dat hij die moord niet had gepleegd. Maar hij verwachtte niet dat iemand in zijn onschuld zou geloven. Er waren nogal wat aanwijzingen in zijn richting. Daarom moest hij vluchten. Maar hij wilde mij niet alleen in Amsterdam achterlaten. Ik moest mee. Na de mislukte kraak aan de IJsselsteinse Bank had hij nog een laatste kans om aan veel geld te komen. En die kans wilde hij benutten. Hij gaf mij een blocnotevelletje met het telefoonnummer van de familie Van Breugelen in Bergen. Ik moest bellen en zeggen dat Maarten Jan bereid was te onderhandelen.’

‘Meer niet?’

‘Nee.’

‘Was dat de eerste keer dat je de naam Van Breugelen hoorde?’

Ze schonk hem een matte glimlach. ‘Maarten Jan vertelde nooit veel. Hoe minder je weet, zei hij altijd, hoe minder je hebt te verantwoorden.’

‘Verstandig. En verder?’

‘Ik ging terug naar huis en belde het nummer. Ik kreeg een jongeman aan de lijn…, in ieder geval een jongemannenstem. Hij zei dat hij wel interesse had en vroeg mij waar hij mij kon ontmoeten.’

De Cock knikte voor zich uit. ‘En zo kwam Ferry naar de Kromboomsloot.’

‘Dat leek mij het beste. Ik wilde de schuilplaats van Maarten Jan niet direct prijsgeven.’

‘Dat deed je later wel.’

Ze zuchtte. ‘In overleg met Maarten Jan. Hij wilde de onderhandelingen zelf voeren.’

De Cock wreef over zijn gezicht. ‘En vanavond was de afrekening.’

Ze keek naar hem op; een vreemde blik in haar ogen. De oude speurder klemde zijn lippen op elkaar. Hij besefte plotseling dat het woord ‘afrekening’ een sinistere betekenis had gekregen.


Ze stapten het Centraal Station binnen. Het was vrij druk in de hal. Haastige reizigers, lanterfanters, tasjesdieven, zakkenrollers en jonge schandknaapjes op zoek naar homofiele relaties. De Cock loodste Ineke Peeters naar het eerste perron. Bij de restauratie ontdekte hij Van Eversdijk van de spoorwegrecherche. Hij stelde Ineke aan hem voor. ‘Zij kan het wijzen.’ Van Eversdijk nam de jonge vrouw bij de arm en liep met haar in oostelijke richting. Na een paar minuten kwamen ze terug. Van Eversdijk wees. ‘Het zijn de laatste kluizen aan die kant. Nummer driehonderdvijfentachtig. Ze is vrij positief.’ De Cock glimlachte. ‘Daar rekende ik op.’

Перейти на страницу:
Прокомментировать
Подтвердите что вы не робот:*